Blog

16 mei 2017

Persoonlijk

“Dat zal wel een ander slag mensen zijn waarmee je werkt”, krijg ik vaak te horen. Zowel tijdens bijeenkomsten met veehouders als bijeenkomsten met vissers en in mijn eigen tijd bij bijeenkomsten met tuinders.

Ik ben sinds mei werkzaam voor LTO Noord en in mijn functie zit ik in cafés en skyboxen met veehouders te praten over de situatie rondom de Natuurbeschermingswet en wat dit voor een invloed heeft op de bedrijfsvoering. De volgende dag sta ik ter kennismaking dik ingepakt op de kade klaar om met vissers mee te gaan wolhandkrab vangen. Oh ja en bij thuiskomst hoef ik bij een beetje nevelig weer de lampen niet aan te doen want de rozenkas van de buren zorgt dan eventjes voor voldoende licht (helaas nog geen warmte). Al met al een diverse omgeving waar ik mij gedurende de dag in beweeg. En, zoals eerder al genoemd, wordt er vaak gedacht dat de verschillende mensen waar ik mee te maken heb zo anders zijn.

Ik vraag mij af of dit zo is. Is die ander daadwerkelijk zo anders? Of zijn we in de kern gelijk en is alleen het product anders?
Vaak zijn de bedrijven familiebedrijven en sommigen gaan al honderd jaar terug in de tijd. De bedrijven zijn vaak met de nodige investeringen aangepast aan de nieuwe tijd (ligboxenstallen, teelt op steenwol en betere vangstmethoden). Veelal zijn de bedrijven overgegaan van vader op zoon/dochter, en op kleinzoon of kleindochter, altijd met de gedachte een goede toekomst te kunnen bieden.

Hieruit blijkt dat het verschil wellicht helemaal niet zo groot is, zijn het tenslotte niet allemaal ondernemers? Willen ze niet allemaal een goed product op de markt zetten en een florerend bedrijf achterlaten voor mogelijke opvolging? In plaats van verschillen kun je ook denken in overeenkomsten!
Melkveehouders (en in de slipstream daarvan ook vleesveehouders) worden geconfronteerd met fosfaatrechten waardoor ze een deel van hun dieren moeten
afvoeren. Tuinders hebben tijdens de economische crisis een enorme klap gehad, waarvan velen zich niet hebben kunnen herstellen en vissers op de grote rivieren zijn geconfronteerd met dioxine in hun product en mogen daarom in bepaalde gebieden niet meer vissen. Allemaal zaken waar ze zelf geen invloed op hebben gehad, maar waardoor wel het voortbestaan van de bedrijven wordt bedreigd, en mogelijk velen – al dan niet gedwongen – moeten stoppen.

Hoewel de problematiek verschillend is, zijn de zorgen voor veel ondernemers gelijk. Ze moeten keuzes maken die grote gevolgen kunnen hebben. De belangrijkste keuze die ze moeten maken draait om de vraag: “Is het nog wel rendabel om mijn bedrijf voort te zetten?”. En als dat niet zo is hoe zorgen ze er dan voor dat de landing zo zacht mogelijk is? Hiervoor is voor geen enkele sector en ook voor geen enkele ondernemer een pasklaar antwoord te verzinnen. Elke ondernemer en elk bedrijf is uniek. Zou er dan toch een verschil zijn?